Gisterenavond sprak ik een hoofdredacteur tijdens een borrel. Hij vertelde een anekdote over zijn recente aanstelling, en maakte in een bijzin de opmerking dat het toch wel ongemakkelijk voelt als het in gezelschap gaat over de white male supremacy. Want ja, ze vonden hem gewoon geknipt voor de baan (vind ik ook), maar de functie was toch wederom naar een witte man gegaan. Ook al, zo legde hij uit, weet hij dat daarmee de hele groep wordt bedoeld, en hij zich niet persoonlijk aangevallen hoeft te voelen. Het knelt.
Dat voelde u ook gelijk bij het lezen van bovenstaande alinea. Het is de roze olifant in de kamer. En dat geldt voor iedereen zodra het over inclusiviteit en diversiteit gaat.
Voor vrouwen die zich, gestaafd door de harde cijfers, terecht achtergesteld voelen als ze weer gepasseerd worden bij promotierondes in hun organisatie; voor vijftigplussers die echt wel weten dat ze het stokje moeten overgeven aan de volgende generaties, maar lekker op het pluche blijven zitten; voor Surinaamse professionals die, vergeleken met Marokkaanse collega’s, in een comfortabelere positie zitten als het gaat om vooroordelen van de witte meerderheid. Het knelt. Hoe kunnen we het nou toch comfortabeler op de werkvloer maken als we het hebben over inclusiviteit?
Eerst maar eens wat soul searching. Ik weet nog tijdens een vrij plezierige jeugd in een klein dorp in Brabant (we praten ABN als we de achterdeur uitgaan, zo drukten mijn Indische ouders me op het hart), dat ik van de ene op de andere dag door de Molukse treinkapingen bewust werd gemaakt van zoiets als etnische identiteiten. Ik moest opeens benadrukken dat ik niet Moluks was, maar Indisch. En tegelijkertijd werd daarmee mijn Brabantse en Nederlandse identiteit van me afgenomen. Ik was opeens iets anders. Brillenjood, spleetoog, alle opmerkingen die kinderen naar elkaar op het schoolplein maken, waren niet langer onschuldig. Ik zou altijd de Ander zijn. En tegelijkertijd werd ik wel altijd tot klassenoudste gekozen, en bij de gymlessen hoefde ik niet te vrezen dat ik niet gekozen werd in het populairste groepje.
Tijdens de puberteit ging ik me afvragen of dat nou kwam omdat we zogenaamd zo goed geassimileerd waren, en wat dat nou eigenlijk was ‘integratie met behoud van eigen identiteit’. Ik kwam daar niet uit, maar dat hoefde ook niet. Als hoogopgeleide Randstedelijke lesbo die niet van slappe disco maar smaakvolle alternative houdt, kan ik het spel der identiteiten goed spelen. Als een kameleon kan ik me in vele gezelschappen bewegen, zonder dat ik het gevoel heb me enorm te moeten aanpassen. En toch, het knelt.
Het knelt, omdat ik onderweg toch wel het een en ander ben kwijtgeraakt (mijn kennis van het bahasa is bijvoorbeeld echt een lachertje). Omdat we allemaal met onze ogen wegdraaien als we het er over hebben -als we het er al over hebben. Omdat vele getalenteerde jonge vrouwen en allochtonen terecht weigeren om altijd maar te assimileren. Het knelt, omdat ik het gevoel heb dat ik vanuit die luxe kameleon-positie harder mijn best moet doen om de roze olifant bespreekbaar te maken. Daarom een nieuwe poging.
Diversiteit maakt de business beter, zo laten vele onderzoeken zien, en je kunt beter inspelen op de behoeften van je verschillende doelgroepen. Dus laten we gewoon wat doen en beginnen met wat simpele acties.
Als er een nieuwe vacature is, en je hebt zelf geen netwerk buiten je eigen etnische/gender- kringetje, kijk dan eens iets bewuster om je heen welke collega’s/werknemers dat wellicht wel hebben, en werf exclusief daar eerst. Zij zullen graag als jouw ambassadeur optreden. Supersimpel, effectief, en maar heel even ongemakkelijk. Want als je vertelt wat je hebt gedaan tijdens borrels en rond de koffieautomaat, verandert de roze olifant vanzelf in een ontkiemend zaadje.
Door: Mir Wermuth – Teamlead Talent