Op vrijdag 7 november organiseerden Info.nl, iMMovator en CLICKNL voor de eerste keer Thingscon Amsterdam. Deze dag was speciaal voor designers, makers, strategen die bezig zijn met het internet of things, en de combinatie van hardware en software. In dit verslag leest u terug wat Elisa Giaccardi, Marcel Schouwenaar en Scott Smith het publiek meegaven tijdens hun presentaties.
In de ochtend werden diverse workshops georganiseerd waar de deelnemers praktisch aan de slag gingen met het Internet of Things. In de middag verzorgden een aantal (inter)nationale sprekers inspirerende lezingen.
Thing Tank: Things designing things
De objecten om ons heen worden steeds slimmer. Ze beginnen met verzamelen van data en het maken van suggesties over wat een eventuele oplossing voor een probleem kan zijn, gebaseerd op de voorheen verkregen data. Is het dan ook mogelijk om deze objecten nieuwe ideeën te laten designen en creëren? Daar waar aan de top van de piramide vooral designers staan die dingen bedenken waarvan zij het relevant vinden, met daaronder de rol van de consument die graag zijn/haar feedback in het design verwerkt wil hebben, ziet Thing-Tank een volgende laag in de producten zelf. Door middel van horizontaal onderzoek, dus producten die producten onderzoeken, hopen zijn een volgende stap te zetten in het ontwikkelen van producten. Prof. Elisa Giaccardi presenteerde tijdens Thingscon Thing Tank’s nieuwe manier van onderzoek doen, voor het vinden nieuwe methodes en business modellen. Het maken van ‘thing-driven’ gebruikers ervaringen begint bij het onderzoeken van de rol van bepaalde producten in het leven van de gebruikers, die in normale gevallen nooit zo zullen opvallen.
Tijdens het K-F-C onderzoek (Kettle-Fridge-Cup) werden camera’s bevestigd op deze producten bij mensen thuis om hun relatie met elkaar en de gebruiker vast te stellen. Dit werd gedaan door op vastgestelde tijden foto’s te maken waar het product op dat moment werd gebruikt. Daarna werd de logica daarvan vast gesteld, om zo de rol van het product in het leven van de consument een gezicht te geven. Als voorbeeld, tijdens het KFC onderzoek werden foto’s genomen door de ketels en koffiemokken in ieder huis. Ketels hebben in principe alleen een relatie tot de consument als deze water wil opwarmen, verder zal de ketel zich niet verplaatsen en heeft niet vaak een bijzondere relatie tot de consument. Wat het kopje betreft heeft die een totaal andere rol, op de foto’s werd gezien dat deze zich mee verplaatst met de consument, eigenlijk een soort van compagnon waar je je ochtend mee door brengt. Dit geef het kopje een heel ander gezicht dan enkel het product waar je vloeistoffen mee consumeert. Het KFC onderzoek kan leiden tot nieuwe inzichten voor nieuwe innovatieve producten van de toekomst. Daar waar mensen blijven steken, kunnen producten verder.
Lessons learned van The Incredible Machine
We staan op het punt een nieuwe technologische revolutie in te gaan, waarin alles aangesloten is op het internet. Deze nieuwe producten kunnen zorgen voor nieuwe ervaringen en nieuwe interacties. Maar hoe maak je nu ‘connected things’?
Hier gaf Marcel Schouwenaar van The Incredible Machine antwoord op. Zij richten zich op het begrijpbaar maken van dit vaak ingewikkelde onderwerp en maken doeltreffende combinaties van een goed product-design en digitale diensten. ‘Learn to make, make to learn’ is hierbij een belangrijk credo. Producten moeten vooral nuttig zijn, maar de echte ervaring met het product is niet te testen op een stukje papier. Volgens Schouwenaar is het maken van een prototype de beste manier om een product te begrijpen, te testen en te zien waar de problemen liggen. Het zorgt ervoor dat je dieper gaat nadenken over welke technologie je nodig hebt voor het product en eventuele extra doeleinden die het product bezit.
The Incredible Machine verzorgde die middag ook een workshop, om het idee achter deze visie een beter beeld te geven. Door middel van een internet gestuurde kettingreactie te creëren werden de belangrijkste aspecten van de werkwijze van het bedrijf extra duidelijk. Het begrijpen hoe de materialen op zich zelf, maar vooral ook samenwerken staat hoog in het vaandel, waardoor het vooral blijven ‘hacken’ centraal staat. Ook werd het publiek geattendeerd op het feit dat het platform een secondaire functie heeft naast de veel belangrijkere ervaring van het product, ook al zou dit een minder bereik betekenen. Een prototype moet er uit zien als een prototype, dit maakt het voor de klant namelijk duidelijker dat er nog vooruitgang in zit, er nog dingen aangepast kunnen worden maar vooral dat er nog meer potentie in zit dan er nu al uit komt: ‘fake it till you make it’.
Als afsluiting werd het publiek nog 5 tips meegegeven om je product te ‘leren kennen’.
-Context, ga er met je product op uit en test het in het dagelijkse gebruik.
-Herhaling, het blijven testen van een product, kan vaak tot nieuwe bevindingen leiden.
-Test concept nummer 3, vaak worden er bij aanvragen 3 ideeën verwacht, 2 waarvan iedereen enthousiast word, en 1 extra omdat het moet, vergeet nooit het 3de idee. Je weet immers nooit wat de consument wil.
-‘Kill your darlings’, alleen op die manier blijf je vernieuwend denken.
-Pak problemen stap voor stap aan, dit zorgt voor overzichtelijkheid en je kunt gemakkelijk tot de kern van het probleem komen.
Scott Smith over het Internet of things en emoties
De laatste spreker van het eerste deel van Thingscon was Scott Smith, futurist, trendwatcher, ‘Changeist’. Scott ziet het het Internet of Things als een spannende ontwikkeling. Camera’s ophangen in je huis om de thuissituatie in de gaten te houden zijn niet zo nieuw meer. Maar bij een van de nieuwste camera’s die Scott onder ogen kreeg viel hem het volgende kenmerk op: ‘cry recognition’. De camera is in staat om vast te stellen als er iemand in je huis huilt. Dat maakt Scott nieuwsgierig naar waar dit naar toe gaat.
Internet of Things en slimme technologieën doen nog niet zoveel met de emoties van haar gebruikers, al zijn er genoeg mogelijkheden. Denk aan allerlei slimme apparaten die ons gedrag en gesteldheid meten, bijvoorbeeld via gezichtsherkenning (dit werkt nog niet zo goed), horloges die op basis van je huid kunnen bepalen of je stress hebt en apps die aan de hand van je stem meten wat je humeur is. Apps en camera’s worden steeds goedkoper. Er valt al zoveel te meten wat een indicatie kan geven van hoe je je voelt. Apps die je slaapgedrag monitoren, het gebruik van bepaalde woorden in je tweets om er een paar te noemen. Maar hoe ver kunnen we gaan? Kunnen er algoritmes gecreëerd worden die onze emotionele gesteldheid weergeven?
Wat we volgens Scott niet moeten vergeten is dat je ‘emotional well being’ niet alleen een fysieke component heeft (hoe fit je bent, hoe hoog je hartslag is), maar óók een psychische component heeft die lastiger te meten is. Bovendien zijn mensen heel verschillend en vindt Scott het moeilijk te geloven dat er één algoritme is wat de emotie van ieder mens zou kunnen vest stellen. De impact van situaties kan per mens verschillend zijn. Daarnaast kunnen apparaten misschien wel emoties meten en weergeven, maar weten niet wat je eraan kan doen.
Scott neemt een dapper standpunt in te midden van de vele Internet of Things aanhangers in het publiek door te stellen dat je bij het ontwikkelen van nieuwe producten je goed moet afvragen wat het effect is op mensen, en dat hier nog veel te doen is. Veel technologische innovaties hebben geen goed track record met de zachtere, emotionele kwaliteit van het leven. Sta meer stil bij de impact ervan op mensen en ga uitgebreid testen met mensen van verschillende achtergronden en expertises.