Onderzoeksjournalistiek is een dure tak van sport en nu budgetten bij veel redacties teruggeschroefd worden, moeten nieuwe verdienmodellen gevonden worden. Tijdens de Media Future Week gingen Eric Smit (Follow the Money), Jan Jaap Heij (The Post Online), Peter Olsthoorn (onderzoeksjournalist), Kees van den Bosch (Argos), Monique Busman (documentairemaker) en Piet Bakker (Lector Hogeschool Utrecht) in discussie over de vraag welke verdienmodellen toekomst hebben in de onderzoeksjournalistiek.
Door: Pieter Rebel
Piet Bakker trapte de discussie af met een stevige uitspraak: “Onderzoeksjournalistiek is de enige echte vorm van journalistiek. De rest is reclame.” De onderzoeksjournalistiek brengt zaken aan het licht die anderen verborgen proberen te houden en fungeert niet als doorgeefluik, zoals de ‘gewone’ journalistiek dat nog vaak doet, aldus Bakker. Probleem is wel dat deze vorm van journalistiek duur is, wat om vernieuwende verdienmodellen vraagt.
Kees van den Bosch, eindredacteur van het radioprogramma Argos twijfelt even of het geen bedrijfsgevoelige informatie is, maar vertelt dan dat zijn radioprogramma een budget heeft van 700.000 euro per jaar. Hiervan worden 50 uitzendingen gemaakt, waarvan er ongeveer 40 een verhaal brengen dat nog nooit eerder ergens is onthuld. Gemiddeld is een onderzoeksjournalist hier zes weken mee bezig, een behoorlijke kostenpost dus. Ook documentairemaker Monique Busman benadrukt eveneens de hoge kosten van onderzoeksjournalistiek. De dagprijzen van de journalisten waar zij mee werkt variëren tussen de 200 en 400 euro. Gemiddeld genomen kost een onderzoek al snel 15.000 tot 20.000 euro. Eric Smit vertelt dat ze bij Follow the Money, als ze eerlijk zouden rekenen, eigenlijk zelfs ver onder de kostprijs werken. “Ik sta zelf niet eens op de loonlijst en krijg alleen een soortmanagement fee. Een artikel dat wij voor 2200 euro aan de Volkskrant verkochten – en daar trouwens een Tegel mee wonnen – heeft in de praktijk misschien wel vijf tot zes keer zoveel gekost”. Hoe ze dan toch rondkomen? We werken met jonge mensen, die heel ambitieus zijn, vertelt Smit.
Ondanks dat de hoge kosten van onderzoeksjournalistiek niet makkelijk terug te verdienen zijn, levert het meer op dan alleen de betaling van de factuur. De bouwfraude, vastgoedfraude en Aholdfraude zijn stuk voor stuk voorbeelden van zaken die aan het licht zijn gekomen door gedreven journalisten. Het feit dat de bouwfraude gestopt is heeft de samenleving zeker een miljard opgeleverd. De maatschappij heeft er dus echt iets aan, aldus Smit.
Maar welke financieringsmogelijkheden zijn er voor de onderzoeksjournalistiek? Allereerst wordt crowdsourcing genoemd. Smit: “Laat het publiek zien wat je kan bereiken met je werk, bijvoorbeeld het besparen van een miljard door de bouwfraude aan het licht te brengen, en het publiek zal sneller bereid zijn je te steunen.” Die steun geeft het publiek door bijvoorbeeld een platform als De Correspondent hun vertrouwen te geven en voor een jaarabonnement te betalen.
Heij ziet vooral veel in het verkopen van eigen werk via bijvoorbeeld Blendle. Zijn platform The Post Online heeft in de twee weken dat ze nu op Blendle actief zijn al een paar duizend artikelen verkocht. Geen wereldschokkende aantallen, maar hij ziet hier wel nieuwe kansen. “Er zijn meerdere platforms zoals Blendle en daar zijn nog allemaal variaties op te bedenken. Vroeger had je een uitgever, dat kan je nu allemaal zelf doen.” Olsthoorn is het hier niet mee eens. “Je hebt uitgevers nodig. Ik moet hard werken om een redelijk uurloon binnen te halen, ik geloof niet dat journalisten zich daarnaast per se nog met andere zaken bezig moeten houden. Niet iedereen kan alles en niet iedereen is een marketeer.”
Volgens Bakker wordt er binnen de journalistiek teveel naar het ei van Columbus gezocht. “We moeten ons niet blindstaren op de producties van The Guardian of het succes van De Correspondent, maar alle mogelijke verdienmodellen benutten en combineren.”
Van den Bosch: “Als journalist kan je er alleen van rondkomen als je een omroep of krant achter je hebt staan.” Zo’n grote partij heeft de mogelijkheden om te investeren in onderzoeksjournalistieke projecten, wat bekostigd kan worden uit andere producties. Maar ook zulke grote mediabedrijven hebben soms financiële hulp nodig, waarvoor ze bij het publiek aankloppen. De VPRO is als een van de weinige publieke omroepen niet gaan fuseren en heeft haar leden gevraagd ze te helpen en geld te doneren. Deze oproep heeft ruim een miljoen euro opgeleverd, allemaal door de merktrouwheid van de leden, aldus Van den Bosch. Ook Smit ziet merktrouwheid als een groot goed voor bedrijven. Voorafgaand aan de discussie vroeg hij hoeveel studenten een abonnement op De Correspondent hebben en aardig wat vingers gingen de lucht in. Maar lang niet iedereen blijkt regelmatig de site te bezoeken. “Mensen willen ergens bij horen, zoals bij De Correspondent. Ik denk dat we dan ook nog veel meer Correspondent-achtige ideeën gaan zien.
Alhoewel de meningen verdeeld zijn over hét verdienmodel voor onderzoeksjournalistiek, komt een gedachte steeds terug: uiteindelijk is het het publiek dat moet zorgen voor het voortbestaan ervan. Of dat nu is door een merk te steunen, via crowdsourcing of door het kopen van losse artikelen; zolang de lezer of kijker zijn vertrouwen geeft, kan de journalist blijven werken.
De paneldiscussie tijdens de Media Future Week werd mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds voor de Pers.